21 maart

1. Met zuidenwind op Sint Benooi (21 maart), neemt het weer een goede plooi. 2. Op Sint Benedictus (21 maart) de wind in het noorden, dan staat hij daar zes weken. 3.  Op lentedag de wind in noord, blaast hij nog zeven weken voort. 4.   21 maart, het begin van de lente, dan is het… Lees verder 21 maart

20 maart

1. Als het in maart fel waaien wil, zal er veel fruit komen. 2. Hoor je de koekoek op 20 maart (Sint Joachimsdag), doof dan gauw de haard. 3. Een koekoeksroep ter helft van maart, is voor de boer een daalder waard. 4. Staat de wind op 20 maart (Sint Joachimsdag) in ’t noorden, dan staat ze… Lees verder 20 maart

19 maart

1. Sint Jozef (19 maart) helder en klaar, geeft licht een vruchtbaar jaar. 2. Als het helder is op Sint Jozefdag (19 maart), een goed jaar men verwachten mag. 3. Sint Jozef (19 maart) schoon en goed, een vruchtbaar jaar hopen doet. 4. Is het met Sint Jozef (19 maart) klaar, reken op een ruim… Lees verder 19 maart

18 maart

1. Veel wind in maart, geeft appels in de gaard. 2. Een droge maart en natte april, dat is de boeren hun wil. 3. Als hij komt en als hij scheidt, heeft d’oude maart zijn gift bereid. 4. Sneeuw in maart, vrucht en druif nadeel baart. Maandspreuken maart: 5. Om haar te verwelkomen, ademt de… Lees verder 18 maart

17 maart

1. Een droge maart is goud waard, vochtige maart, dure haard. 2. Een vlo in maart, is een daalder waard. 3. Sint Geertruid (17 maart) , die mooie bruid, blaast de snijder de kaars uit. (De kleermaker kan voor het donker worden met zijn werk stoppen). 4. Op Sinte Geertruid (17 maart), komt de warmte… Lees verder 17 maart

16 maart

1. Dansen in maart de muggen rond, dan is dat voor de schapen niet gezond. 2. Stuift het stof in maart, het is de boer goud waard. 3. Als het lammetje danst in maart, pakt april bij de staart. 4. Daar is geen maart zo goed, of het sneeuwt op d’r boer z’n hoed. Maandspreuken… Lees verder 16 maart

15 maart

1. Danst in maart de mug, veel schapen op een dooie rug. 2. Droge maart, natte april en koele mei, vullen de schuur en de kelder erbij. 3. Wat maart niet wil, doet april. 4. Maartse snee, doet akkers en velden wee. Maandspreuken maart: 5. Het was een van die maart dagen waarop de zon… Lees verder 15 maart

14 maart

Met maartse sneeuw de was gedaan, alle vlekken naar de maan. 2. Zoveel nevels in maart, zoveel onweders in de zomer. 3. Maarte, maarte, wat hebt ge een vuile staarte. 4. Sinte Mathilde (14 maart) komt uit drie hoeken, met hagelstenen bakt zij koeken. 5. De eerste donder bromt, als Sint Mathilde (14 maart) komt.… Lees verder 14 maart

13 maart

Droge maart brengt overal koren, maartse sneeuw is koren waard. 2. Donder in maart, zegen voor d’ aard. 3. Sneeuw en hagel, regen en wind, daarvan is maart een vrind. 4. Wie zichzelf bemint, wacht zich voor maartse wind.      5. Valt de regen in mei, dan is maart voorbij. Maandspreuken maart: 6. Maart… Lees verder 13 maart

12 maart

1. Autoruiten nu nog steeds bevroren, dat geeft straks veel koren. 2. Zuiverend en bijzonder vruchtbaar, is in de maart de donder. 3. Is het weer op Sint Gregorius 12 maart) dol, dan kruipt de vos al reeds uit zijn hol. Is het mooi en zonder vlagen, schuilt hij nog veertig dagen. 4. Zo de… Lees verder 12 maart