31 januari

Groeide in januari het gras, nooit de zomer goed en was. 2. Geeft januari ons géén wintervlagen, dan zal februari ons daarmee plagen. 3. Fijne pels aan het wild, dan blijft de winter mild. 4. Wast het gras wel in januaar, voelt men ’t ganse jaar.

29 januari

Beter een dief op zolder, dan mooi weer in januari. 2. Valt in januari de sneeuw heel dik, dan is bin ’t hooien de boer in zijn schik. 3. Als het in januari dondert, wees voor ziekten niet verwonderd. 4. Geeft St. Sulpitius (29 januari) schoon ijs, dan is de lente goed en wijs.

28 januari

In de Louwmaand mag het vriezen, de stenen uit de grond. De boer zal niet kniezen, maar vindt dat heel gezond. 2. Eind januari sterke vorst, ’s Zomers noch honger noch dorst. 3. Sneeuw met donder in januaar, voelt men gans het jaar. 4. Als het in de vorstmaand mistig is, wordt de lentemaand heel… Lees verder 28 januari

26 januari

Geeft januari sneeuw en vorst, vaak de boeren veel granen dorst. 2. In de Louwmaand mist, dan de Lentemaand fris. 3. Sneeuw op slik, geeft binnen drie dagen ijs, dun of dik.

25 januari

St. Paulus (25 januari) bekering klaar, doet hopen op een heel jaar. 2. Is St. Paulus klaar, dan wacht een heel goed jaar. 3. De wind die op St. Paulus (25 januari) heerst, zal gans het jaar waaien. 4. St. Paulus (25 januari) schoon en klaar, brengt een gezegend korenjaar, komt er sneeuw of regen,… Lees verder 25 januari

22 januari

Als Agnes (21 januari) en Vincentius (22 januari) komen, begint men van het winterweer te dromen. 2. Is er op Sint Vincentius (22 januari) zonneschijn, zo zal er in de schuren koren zijn. 3. Geeft St. Vincentius (22 januari) zonneschijn, dan is er hoop op koren en wijn. 4. Sint-Vincentius (22 januari) met zonneschijn, geeft… Lees verder 22 januari

21 januari

Staat groen en fris het gras, het hele jaar heeft vaak een schraal gewas. 2. Stoot de mol in januaar, kijk van de kou in mei niet raar. 3. Als Agnes (21 januari) en Vincentius (22 januari) komen, begint het winterweer te schromen, dan is er weer nieuw sap in de bomen. 4. Als Agnes… Lees verder 21 januari

20 januari

Maakt St. Antoon (17 januari) de brok, St. Sebastiaan (20 januari) slaat ze stuk. 2. St. Sebastiaan (20 januari) doet het sap in de bomen gaan. 3. Sint Sebastiaan (20 januari), die ’t were maakt, doet het vriezen dat het kraakt. 4. St. Bastje (20 januari) is een hard gastje. 5. Met St. Sebastiaan (20… Lees verder 20 januari

30 januari

Liever een wolf op een mesthoop, dan een man in zijn hemd in januari. 2. In januari veel westenwinden en avondrood, maakt de kou dood. 3. Dooien op St. Aldegonde (30 januari), vult kelder met een vloed van zonden. 4. Valt in januari veel regen, dan brengt hij de vruchten een zegen.

27 januari

Januari nevel en tocht, februari kil en vocht. 2. Wast het graan in januari, dan is de zomer in gevaar. 3. Als januari ons brengt strenge vorst, lijden we ’s zomers geen honger en dorst.