17 april

Sneeuw in april geen nood, zware nachtvorst meer doodt. 2. Op aprilweer en herengunst, valt geen staat te maken. 3. Valt in april veel nat, dan zwemmen de druiven tot in het vat. 4. De heren en de aprillen, bedriegen gelijk ze willen. Maandspreuken april: 5. De aprilwinden zijn betoverend, ze strelen onze melodieuze vormen.… Lees verder 17 april

10 april

 Zaait g’op Sint Ezechiël, zeker lukt de vlasgaard wel. 2.  Geen zaterdag zo kwaad, of de zon schijnt vroeg of laat. 3.  Een grote zon en bleek van schijn, dan zal het regenachtig zijn. 4.  Zaait ge op St. Terentuel (10 april), lukt uw tuintje wel. 5.  Wie zaait op St. Ezechieël (10 april), zijn… Lees verder 10 april

9 april

 Maartse wind en aprilse regen, beloven voor mei de grootste zegen. 2.  Als in april de kevers opstaan, dan zal mei van koude vergaan. 3.  Maart wind en april regen, beloven de boer veel zegen. 4.  Als april schoon wil zijn, wroet mei gelijk een wild zwijn. 5.  Is April schoon en rein, dan zal… Lees verder 9 april

8 april

 Maart pakt ze bij de staart, april bij de bil. 2.  April klaar en rein, mei zal des te wilder zijn. 3.  Donder in maart, vorst in april. 4.  April mooi en rein, in mei zal ’t donker zijn. Maandspreuken april: 5. April, April, lach met je meisjesgelach, En het moment erna, Huil je meisjestranen,… Lees verder 8 april

7 april

 Ligt de poes de hele dag op de stoel, reken dan op een natte boel. 2.  Wat maart niet wil, neemt april. 3.  Verschaft april mooie dagen, dan pleegt de mei de last te dragen. 4.  Maart droog en april nat, geeft veel koren in het vat. 5.  In april mag je met permisse, nog… Lees verder 7 april

6 april

Een droge maart en natte april, is alle boeren schuren vol. 2. Nooit aprilletje zo zoet, of het sneeuwt de scheper op zijn hoed. 3. Een droge maart en natte april, dan doet de landman wat hij wil. 4. Aprilleke zoet, geeft graag wel eens een witte hoed. Maandspreuken april: 5. Zoete aprilbuien maken meibloemen… Lees verder 6 april

5 april

Als de specht lacht, dan wordt regen verwacht. 2. Een droge maart en natte april, dat is naar de boeren hun wil. 3. Een droge april, is niet der boeren wil. Maar aprilse regen, daar is hun veel aan gelegen. 4. Als maart niet gaart, april niet wil, doet mei, het voor allebei. Maandspreuken april:… Lees verder 5 april

4 april

Een droge maart is goud waard, als het in april maar regenen wil. 2. Op een droge april, wil wel eens een droge zomer volgen. 3. Droge maart, natte april en koele mei, vullen de schuur en de kelder erbij. 4. ’t Mag vroeg of laat zijn, april wil kwaad zijn. Maandspreuken april: 5. April.… Lees verder 4 april

3 april

Februari met veel sneeuw, een droge maart en een natte april, voorspellen een goed jaar. 2. April moet moet mei de aren leveren. 3. Isidorus (3 april)  thuis, uit gaat het fornuis. 4. Is Isidores (3 april) voorbij, noordenwind voorbij. Maandspreuken april: 5. Ik straal in tranen als de zon in april. Maandspreuken april: 6.… Lees verder 3 april

2 april

 Ne meikever in april, is ne zot die niet weet wat hij wil. 2.  April met zijn gril, doet wat hij wil. 3.  Als maart geeft aprilweer, dan geeft april maartsweer. 4.  Het is groen in het veld dat ons ’t oog bekoort,doch zelden houdt april zijn woord. 5.  Als maart zacht is in wil,… Lees verder 2 april