1. Sint Jozef (19 maart) helder en klaar, geeft licht een vruchtbaar jaar. 2. Als het helder is op Sint Jozefdag (19 maart), een goed jaar men verwachten mag. 3. Sint Jozef (19 maart) schoon en goed, een vruchtbaar jaar hopen doet. 4. Is het met Sint Jozef (19 maart) klaar, reken op een ruim… Lees verder 19 maart
18 maart
1. Veel wind in maart, geeft appels in de gaard. 2. Een droge maart en natte april, dat is de boeren hun wil. 3. Als hij komt en als hij scheidt, heeft d’oude maart zijn gift bereid. 4. Sneeuw in maart, vrucht en druif nadeel baart. Maandspreuken maart: 5. Om haar te verwelkomen, ademt de… Lees verder 18 maart
17 maart
1. Een droge maart is goud waard, vochtige maart, dure haard. 2. Een vlo in maart, is een daalder waard. 3. Sint Geertruid (17 maart) , die mooie bruid, blaast de snijder de kaars uit. (De kleermaker kan voor het donker worden met zijn werk stoppen). 4. Op Sinte Geertruid (17 maart), komt de warmte… Lees verder 17 maart
16 maart
1. Dansen in maart de muggen rond, dan is dat voor de schapen niet gezond. 2. Stuift het stof in maart, het is de boer goud waard. 3. Als het lammetje danst in maart, pakt april bij de staart. 4. Daar is geen maart zo goed, of het sneeuwt op d’r boer z’n hoed. Maandspreuken… Lees verder 16 maart
15 maart
1. Danst in maart de mug, veel schapen op een dooie rug. 2. Droge maart, natte april en koele mei, vullen de schuur en de kelder erbij. 3. Wat maart niet wil, doet april. 4. Maartse snee, doet akkers en velden wee. Maandspreuken maart: 5. Het was een van die maart dagen waarop de zon… Lees verder 15 maart
14 maart
Met maartse sneeuw de was gedaan, alle vlekken naar de maan. 2. Zoveel nevels in maart, zoveel onweders in de zomer. 3. Maarte, maarte, wat hebt ge een vuile staarte. 4. Sinte Mathilde (14 maart) komt uit drie hoeken, met hagelstenen bakt zij koeken. 5. De eerste donder bromt, als Sint Mathilde (14 maart) komt.… Lees verder 14 maart
13 maart
Droge maart brengt overal koren, maartse sneeuw is koren waard. 2. Donder in maart, zegen voor d’ aard. 3. Sneeuw en hagel, regen en wind, daarvan is maart een vrind. 4. Wie zichzelf bemint, wacht zich voor maartse wind. 5. Valt de regen in mei, dan is maart voorbij. Maandspreuken maart: 6. Maart… Lees verder 13 maart
12 maart
1. Autoruiten nu nog steeds bevroren, dat geeft straks veel koren. 2. Zuiverend en bijzonder vruchtbaar, is in de maart de donder. 3. Is het weer op Sint Gregorius 12 maart) dol, dan kruipt de vos al reeds uit zijn hol. Is het mooi en zonder vlagen, schuilt hij nog veertig dagen. 4. Zo de… Lees verder 12 maart
11 maart
1. Een natte maart geeft veel lijnzaad. 2. Als het dondert op een kale maartse top, voeren de boeren de aren op. 3. Als maart geeft april weer, dan geeft april maarts weer. 4. Vandaag is het “Vrienden maak dag” (11 maart), dat komt goed uit, want de mens is een sociaal dier. 5. Maart… Lees verder 11 maart
10 maart
1. Komt men in maart onweer tegen, dan krijgt men in juli regen. 2. Dondert ’t in de maand maart, in mei dekt sneeuw de aard. 3. Zoals het weer de veertig martelaren (10 maart) vindt, zo blijft het veertig dagen met z’n wind. 4. Als de vorst de veertig martelaars (10 maart) brachten, dan… Lees verder 10 maart