0. November

- Brengt Allerheiligen (1 november) winterweer, tien dagen duurt dat zeer.

2. Houden de kraaien voor Allerheiligen (1 november) school, zorg dan voor hout en kool.

3. Het nazomertje van Allerheiligen (1 november), kan u voor de winter niet beveiligen.

4. Als het met Allerheiligen (1 november) sneeuwt, leg dan uw pels gereed.

5. Geeft Allerheiligen (1 november) zonneschijn, spoedig zal het winter zijn.

6. Met Allerheiligen (1 november) vochtig weer, sneeuwbuien volgen keer op keer.

7. Brengt Allerheiligen (1 november) de winter aan, dan doet Martinus (11 november) de zomer staan.

8. Allerheiligen (1 november) is een waterke of winterke.

9. Een Allerheiligen (1 november) met zonneschijn, geeft in de winter veel pijn.

10. Voor een ieder die houdt van wind, is november het best bemint.

Maandspreuken november:
11. Oktober doofde uit in een stormloop van gierende wind en striemende regen en november brak aan, koud als bevroren ijzer, met elke ochtend strenge vorst en ijzige tocht die in blote handen en gezichten beet.

12. We lieten oktober los, gaven kleur op, maakten ons klaar voor straten bedekt met ijs, de stad sloot zich als een walnoot, opgesloten in de kou.

13. Het is de eerste dag van november en vandaag zal er dus iemand overlijden.
