- Een koude mei, een gouden mei.

2. Een onweer in mei maakt de boeren blij.

3. Dondert ’t in de maand maart in mei dekt sneeuw de aard.

4. De zomer in de meie zet oude lieden aan het vrijen.

Maandspreuken mei:
5. Onder de appelbloesems ga ik een winterse weg, want de liefde die in april glimlachte, is voor mij vals in mei.

6. Ah! Mijn hart is vermoeid van het wachten, het wachten op mei, wachten op de aangename zwerftochten waar de geurige meidoornstruiken groeien. Waar de kamperfoelie elkaar afwisselt, de geur van de bedauwde weg. Ah! Mijn hart is moe, wachten, wachtend op mei.

7. Er is maar één mei in het jaar, en soms is mei nat en koud. Er is maar één mei in het jaar voordat het jaar wordt oud.
