Groeide in januari het gras, nooit de zomer goed en was. 2. Geeft januari ons géén wintervlagen, dan zal februari ons daarmee plagen. 3. Fijne pels aan het wild, dan blijft de winter mild. 4. Wast het gras wel in januaar, voelt men ’t ganse jaar.
Categorie: Januari, louwmaand
Januari
is de eerste maand en heeft een rijke geschiedenis en verschillende namen, waaronder de Nederlandse benaming “louwmaand”. Hier is de informatie over de oorsprong en betekenis:
Oorsprong van de naam Januari
Januari is ontleend aan de Latijnse maandnaam “iānuārius”, een gesubstantiveerd bijvoeglijk naamwoord uit “mēnsis iānuārius” wat “Janusmaand” betekent. De naam is afgeleid van Janus, de Romeinse god van deuren, begin en einde, die wordt afgebeeld met twee gezichten die zowel naar het verleden als naar de toekomst kijken.
Janus werd gezien als de god van doorgangen, poorten en in- en uitgangen, ook in de tijd, en algemener als god van alle begin en van de overgang van oud naar nieuw. Dit maakte januari symbolisch de perfecte maand om het nieuwe jaar te beginnen.
Louwmaand – De Nederlandse naam
Januari wordt ook wel louwmaand genoemd, wat een variant is van looimaand: januari was de maand waarin leer werd gelooid door voorbereidende bewerkingen erop uit te voeren. Januari is namelijk de maand dat de meeste dieren die worden geslacht ook gelooid worden.
Deze praktische benaming komt voort uit de traditionele activiteiten die in deze wintermaand plaatsvonden. Na de slacht van vee in de herfst werd het leer in januari bewerkt en gelooid.
Historische context
Januari en februari werden in de 7e eeuw v. Chr. toegevoegd aan de Romeinse kalender. Oorspronkelijk begon het Romeinse jaar in maart, maar later werd januari de eerste maand van het jaar, wat logisch was gezien de symboliek van Janus als god van nieuwe begin.
De oude Nederlandse maandnamen zoals louwmaand worden vandaag de dag nog steeds soms gebruikt, vaak in literaire contexten of door mensen die de Nederlandse taaltraditie willen behouden.
29 januari
Beter een dief op zolder, dan mooi weer in januari. 2. Valt in januari de sneeuw heel dik, dan is bin ’t hooien de boer in zijn schik. 3. Als het in januari dondert, wees voor ziekten niet verwonderd. 4. Geeft St. Sulpitius (29 januari) schoon ijs, dan is de lente goed en wijs.
28 januari
In de Louwmaand mag het vriezen, de stenen uit de grond. De boer zal niet kniezen, maar vindt dat heel gezond. 2. Eind januari sterke vorst, ’s Zomers noch honger noch dorst. 3. Sneeuw met donder in januaar, voelt men gans het jaar. 4. Als het in de vorstmaand mistig is, wordt de lentemaand heel… Lees verder 28 januari
26 januari
Geeft januari sneeuw en vorst, vaak de boeren veel granen dorst. 2. In de Louwmaand mist, dan de Lentemaand fris. 3. Sneeuw op slik, geeft binnen drie dagen ijs, dun of dik.
25 januari
St. Paulus (25 januari) bekering klaar, doet hopen op een heel jaar. 2. Is St. Paulus klaar, dan wacht een heel goed jaar. 3. De wind die op St. Paulus (25 januari) heerst, zal gans het jaar waaien. 4. St. Paulus (25 januari) schoon en klaar, brengt een gezegend korenjaar, komt er sneeuw of regen,… Lees verder 25 januari
22 januari
Als Agnes (21 januari) en Vincentius (22 januari) komen, begint men van het winterweer te dromen. 2. Is er op Sint Vincentius (22 januari) zonneschijn, zo zal er in de schuren koren zijn. 3. Geeft St. Vincentius (22 januari) zonneschijn, dan is er hoop op koren en wijn. 4. Sint-Vincentius (22 januari) met zonneschijn, geeft… Lees verder 22 januari
21 januari
Staat groen en fris het gras, het hele jaar heeft vaak een schraal gewas. 2. Stoot de mol in januaar, kijk van de kou in mei niet raar. 3. Als Agnes (21 januari) en Vincentius (22 januari) komen, begint het winterweer te schromen, dan is er weer nieuw sap in de bomen. 4. Als Agnes… Lees verder 21 januari
20 januari
Maakt St. Antoon (17 januari) de brok, St. Sebastiaan (20 januari) slaat ze stuk. 2. St. Sebastiaan (20 januari) doet het sap in de bomen gaan. 3. Sint Sebastiaan (20 januari), die ’t were maakt, doet het vriezen dat het kraakt. 4. St. Bastje (20 januari) is een hard gastje. 5. Met St. Sebastiaan (20… Lees verder 20 januari
30 januari
Liever een wolf op een mesthoop, dan een man in zijn hemd in januari. 2. In januari veel westenwinden en avondrood, maakt de kou dood. 3. Dooien op St. Aldegonde (30 januari), vult kelder met een vloed van zonden. 4. Valt in januari veel regen, dan brengt hij de vruchten een zegen.
27 januari
Januari nevel en tocht, februari kil en vocht. 2. Wast het graan in januari, dan is de zomer in gevaar. 3. Als januari ons brengt strenge vorst, lijden we ’s zomers geen honger en dorst.