- Zoals de wind op Driekoningen (6 januari) staat, staat hij bijna het hele jaar.

2. Driekoningen (6 januari) maken de brug, of breken de brug.

3. De Driekoningen (6 januari) doen de dagen lengen, en de nachten strengen.

4. Als ’t Driekoningen (6 januari) is in het land, stapt de vorst in het Vaderland.

5. Als het op dertiendag (6 januari) vriest, vriest het dertien weken lang.

6. Op Driekoningen ( 6 januari ) lengt de dag zoals een ruiter op zijn paard springen mag.

7. Met Driekoningen (6 januari) lengt de dag een hanenschreeuw.

8. Met Driekoningen (6 januari) lengt de dag zoveel een geitje springen mag.

9. Als Driekoningen (6 januari) is in het land, komt de vorst in het vaderland.

10. Als het vriest op Driekoningen (6 januari), dan vriest het dertien weken lang.

11. Op Driekoningen ( 6 januari ) zijn de dagen gelengd gelijk een haan over de voor springt.
