- Maakt St. Antoon (17 januari) de brok, St. Sebastiaan (20 januari) slaat ze stuk.

2. St. Antonius (17 januari) heeft een hard hoofd, of een natte staart.

3. Met St. Teunis (17 januari) en St. Sebastiaan( 20 januari) komen de hardste koppen eerst aan.

4. St. Antonius (17 januari) komt over met hoog water, of met een hard hoofd.

5. St. Antonius (17 januari) is een ijsmaker of een ijsbreker.

6. Met Sint Teunis en Sint Sebastiaan komen de harde koppen het eerst aan.

Dan begint de winter eerst goed.
7. Van Sint Antoon (17 januari) tot St. Amand (6 februari) doet de winter al wat hij kan.

8. St. Anteunis (17 januari) met zijn vèrken, Vader abt van Kouderkerken, is er een die steeds verkiest, dat het op zijn feestdag vriest.

9. Sint-Antoon (17 januari) en St. Sebastiaan (20 januari), hebben harde koppen aan.

10. Maakt Sint-Teunis (17 januari) de ijsbrug, St. Sebastiaan (20 januari) slaat ze stuk.

11. Sint-Antoon (17 januari) en St. Sebastiaan (20 januari) komen met het hardste van de winter aan.

12. Sinte-Antoine (17 januari) met zijn varken, zoete naam Sebastiaan (20 januari), koud en kil is ’t in de kerken en bevroren ligt de baan.

13. Met Sint Antonius (17 januari) lengen de dagen zoveel als het eetmaal van een monnik.

14. Sint Anthonius (17 januari) schoon en helder, vult het vat en ook de kelder.

15. Als het vriest met St. Antonius (17 januari), dan dooit het op St. Sebastiaan (20 januari)
