- Juni met veel donder, brengt de oogst ten onder.

2. Is er in juni pas zonneschijn, dan wordt de zomer erg klein, maar fijn.

Maandspreuken juni:
3. Het kasteelterrein glom in het zonlicht alsof het pas geschilderd was. De wolkenloze hemel glimlachte naar zichzelf in het zacht glinsterende meer. De satijngroene gazons kabbelden af en toe in een zacht briesje, juni was aangebroken.

4. Dus verzacht de zachte adem van de junibries. De vogels die zich verheugen in de lommerrijke bomen en de gevlekte forel op de bodem van de beek, koesterend in de zon, glanzen hun gevlekte huiden.

5. Het is prachtig, de zomermaand juni, en de zon schijnt het grootste deel van de dag fel.
