1. Veel wind in maart, geeft appels in de gaard.

2. Een droge maart en natte april, dat is de boeren hun wil.

3. Als hij komt en als hij scheidt, heeft d’oude maart zijn gift bereid.

4. Sneeuw in maart, vrucht en druif nadeel baart.

6. Ik probeer mijn waanzin niet te beperken tot maart.

7. Wat een verschrikkelijke tijd is het begin van maart. Over een maand zullen er narcissen zijn en zullen er plotseling boomgaarden bloeien, maar dat zou je nu niet zeggen. Je moet de lente nemen op blind vertrouwen.

8. Waar bloemen bloeien, daar bloeit ook de hoop.