1. Een droge maart is goud waard, vochtige maart, dure haard.

2. Een vlo in maart, is een daalder waard.

3. Sint Geertruid (17 maart) , die mooie bruid, blaast de snijder de kaars uit. (De kleermaker kan voor het donker worden met zijn werk stoppen).

4. Op Sinte Geertruid (17 maart), komt de warmte de grond uit.

5. Het was maart. De dagen van maart kropen onstuimig voort als iets dat de mens niet kon tegenhouden en God zich niet zou haasten.

6. … Er werd met veel plezier gekeken naar de manieren waarop verschillende planten uit de grond kwamen, februari en maart zijn de maanden waarin dat het beste te zien is.

7. In het voorjaar verandert een bloeiende Iris in een mooie liefde. In het voorjaar verandert de fantasie van een jongeman langzaam in gedachten aan liefde.
8. De lente maakt haar eigen stelling, zo luid en duidelijk dat de tuinman slechts een van zijn instrumenten lijkt te zijn, en niet de componist.