1. Danst in maart de mug, veel schapen op een dooie rug.

2. Droge maart, natte april en koele mei, vullen de schuur en de kelder erbij.

3. Wat maart niet wil, doet april.
4. Maartse snee, doet akkers en velden wee.

Maandspreuken maart:
5. Het was een van die maart dagen waarop de zon heet schijnt en de wind koud waait: wanneer het zomer is in het licht en winter in de schaduw.

6. Overal bloemen en kleuren, ik ben zo blij dat het maart is.

8. De lente laat zien wat God kan doen met een saaie en vieze wereld.